Nitraatmeting vollegrondsgroenten: leren van meetgegevens

Steeds meer agrariërs werken aan schoon en voldoende zoetwater en aan goed bodembeheer. Agrariërs ontdekken dat ze invloed hebben en willen meer kennis over welke maatregelen effectief zijn voor hun bedrijf. In onze projecten puzzelen we samen met de boer en adviseurs naar wat zowel voor de waterkwaliteit als voor hem goed is.

Dit is een verhaal uit het jaarverslag van 2018, lees daarin meer over de gezette stappen. 

Nitraatmeting vollegrondsgroenten: leren van meetgegevens

De pilot ‘Nitraatmeting op vollegrondsgroentebedrijven’ is in 2018 van start gegaan. “De eerste metingen zijn verricht,” vertelt Niels Zuurbier, voorzitter van de vakgroep Vollegrondsgroenten van LTO Nederland en teler van ijsbergsla en spitskool in Heerhugowaard. “Maar het is nog te vroeg om nu al een duidelijk beeld te schetsen. Het project loopt drie jaar, en die periode is echt van belang om betrouwbare meetgegevens te krijgen.”

Gebruiksnormen steeds lager

‘Nitraatmeting op vollegrondsgroentebedrijven’ is een landelijk project, maar de deelnemers komen vooral uit Noord-Holland, Brabant en Limburg. Daar zitten de meeste telers van vollegrondsgroenten zoals bladgroenten, koolgewassen en prei. “Voor het telen van die gewassen hebt je een bepaalde hoeveelheid stikstof nodig,” stelt Zuurbier. “Stikstof bestaat deels uit nitraat. De gebruiksnormen voor nitraat, de hoeveelheid mest die een boer mag toepassen, komen steeds lager te liggen. Daardoor wordt het lastiger om je gewas tot volle wasdom te brengen. Bovendien neemt de vatbaarheid voor ziekten en schimmels toe. Dat kan ertoe leiden dat je meer gewasbeschermingsmiddelen moet toepassen. Geen wenselijke situatie, lijkt me.”

Betrouwbare gegevens nodig

“Het 7e Nitraatactieprogramma komt eraan,” vervolgt Zuurbier. “Als de richtlijnen niet worden gehaald, zullen de gebruiksnormen nóg verder naar beneden worden bijgesteld. Dat moeten we zien te voorkomen. En dat begint bij bewustwording bij de telers. Op basis van een goede set meetgegevens willen we aantonen dat de manier van telen de nitraatuitspoeling naar het grond- en oppervlaktewater bepaalt. Daar kunnen we met elkaar van leren. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de grond meer stikstof opneemt en dus minder nitraat uitspoelt? Moeten we meer aan grondverbetering doen? Voordat je die vragen kunt beantwoorden en relaties tussen bepaalde processen kunt leggen, heb je eerst betrouwbare gegevens nodig. Als het zover is, zullen we informatieavonden organiseren om de opgedane kennis te delen. Het is de bedoeling dat iedere ondernemer dan aanbevelingen krijgt hoe hij om kan gaan met stikstof op het eigen bedrijf.”

Uitbreiding aantal deelnemers

In het project wordt samengewerkt door verschillende stakeholders. Naast het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer en de vakgroep Vollegrondsgroenten gaat het om de betrokken waterschappen. Wageningen University Research voert de onderzoeken uit. “Een enthousiaste club,” aldus Zuurbier. “We hebben echt het gevoel dat we met onze aanpak op de goede weg zijn. En als het aan ons ligt, breiden we het project in 2019 verder uit. We hebben nu vijftien deelnemers. Dat mogen er best meer worden. Het liefst ondernemers die hun gewassen op verschillende grondsoorten telen, want ook specifieke perceeleigenschappen spelen een rol. Op die manier krijgen we een eerlijk beeld van de feitelijke situatie.”

Back to top