‘Precisie? Wij beginnen er gewoon mee!’

Enkele topBodem-deelnemers uit 1e Exloermond hebben nog veel onbeantwoorde vragen over hoe ze plaatsspecifiek moeten werken. Op basis van vliegtuigbeelden en bodemscans willen ze zelf aan de slag. René Speelman legt graag de boerenervaring van zijn vader naast de mogelijkheden op basis van scans en foto’s.
“Met Delphy doen we mee met het project Bodemspiegel. Met behulp van een vliegtuig maken ze beelden met een hyperspectraalcamera. Ze zochten een bedrijf dat alle beschikbare hectares wil laten scannen. Wij doen daar aan mee. Tijdens het seizoen wordt er 5 keer gevlogen. Door alle hectares in te brengen komt er veel nieuwe data beschikbaar. We nemen zelf al enkele jaren bladsapmonsters in aardappelen. Door percelen straks in groeizones in te delen verwacht ik straks effectiever en efficiënter bij te kunnen bemesten.”

De grond van de familie is behoorlijk bont. Vader en zoon moeten experimenteren of het meer zin heeft om extra te bemesten waar de potentiële opbrengst het hoogste ligt. “Je maakt de verschillen mogelijk wat groter door juist de betere delen bij te strooien en minder op de andere plekken, maar de gemiddelde opbrengst zou wel eens beter kunnen worden.” De akkerbouwers willen met de TopBodem-partners verder gaan uitzoeken wat het beste is. Idee is om met de mensen van een meststoffenproducent, een bodemexpert en de teeltbegeleider eens open te praten over de visies die je kunt hebben op het vertalen van scans naar strooikaarten en dan een keuze te maken om dat toe te passen op een deel van een perceel en op het andere deel overal de behandeling te geven op basis van de ‘boerenslimheid’. Die strooit vaak voordat het gewas overal dicht staat wat extra op de plaatsen waar het gewas achterblijft. Het geeft hem een goed gevoel, maar is het ook economisch slim? Dat vinden vader en zoon wel een klein onderzoekje waard.

Voor het optreden van lastige, nieuwe aaltjesstammen willen de akkerbouwers de rotatie opnemen wat veranderen, met meer uien bijvoorbeeld. Hier zouden ze graag eens over van gedachte wisselen met de andere zandboeren uit het TopBodem-project uit het zuidoosten. De ervaring is dat de ui toch wel gevoeliger is voor Pratylenchus penetrans dan vaak aangenomen wordt. Dat aaltje komt voor op hun bedrijf.
Ook de aaltjes die aardappelmoeheid veroorzaken zijn een probleem op het Drentse zand. Nieuwe pallida-varianten doorbreken resistenties in zetmeelrassen. ”We kunnen dat misschien chemisch wat onderdrukken, maar daarin zijn de mogelijkheden steeds beperkter. Een één op drie teelt helpt niet. Er zijn mensen die dat al doen en toch een probleem hebben. Voor dit echt een groot probleem wordt, moeten we het in de hand houden, want veredelaars hebben nog jaren nodig om resistenties in te kruisen. De boeren hier willen geen dertig jaar teruggezet worden.”

Op de schrale stukken hebben de Drentse TopBodem-deelnemers het meeste last van cysten. Toch zien ze het meeste heil in een egale compostgift. De gedachte daarbij is om het bodemleven gelijkmatig en regelmatig te blijven voeden. Nadeel van variabel compost strooien is de grote variatie in kali die mee gestrooid wordt.
De uitdagingen voor de Veenkoloniale TopBodem-deelnemers zitten in de vragen die blijven: hoe om te gaan met gegevens uit scans en foto’s en hoe te reageren op aaltjesproblemen. De akkerbouwer wil gewoon beginnen met een test op een perceel. De kennis en ervaring die daaruit komt wijst de weg voor uitbreiding naar de rest van de percelen op het bedrijf. Dat is het eerste actieplan: gewoon beginnen.

Back to top