Bodemkwaliteit op dalgrond

Het rendement van de akkerbouwbedrijven in de Veenkoloniën staat onder druk. Voor een duurzame toekomst van de akkerbouw in deze regio is verbetering van het (financiële) rendement van de gewassen noodzakelijk. Er zijn echter weinig alternatieve gewassen voorhanden om in het traditionele bouwplan van zetmeelaardappelen (1:2) met graan en suikerbieten in te passen.

Doelstellingen project
De doelstelling van het project is het ontwikkelen van praktisch toepasbare maatregelen die bijdragen aan een duurzaam bodembeheer in de Veenkoloniën waarbij de (financiële) opbrengsten van telers in deze regio verbeteren en wordt bijgedragen aan het vervullen van andere maatschappelijke (ecosysteem) diensten van de bodem (klimaatadaptatie/mitigatie).

Plan van aanpak en tijdspad
Vooruitlopend op de definitieve goedkeuring van dit project in de PPS-bodem is samen met telers uit de regio en het bedrijfsleven in twee bijeenkomsten gesproken over de invulling van het systeemonderzoek om zo direct dit jaar ook van start te kunnen gaan.
Tijdens de eerste bijeenkomst zijn de doelstellingen van het project toegelicht en zijn de belangrijkste bodemgebonden problemen geïnventariseerd. Als belangrijkste aspecten zijn genoemd:
• Organische stofniveau (afvoer groter dan aanvoer),
• Bodemgebonden ziekten (aaltjes en schimmelziekten),
• Structuur (verslemping, verstuiving, verdichting, storende lagen) en
• Bodemvruchtbaarheid (mineralen, pH, vocht, variatie binnen percelen).
Vervolgens zijn mogelijke oplossingsrichtingen geïnventariseerd en besproken. De oplossingsrichtingen zijn geprioriteerd vertaalt naar een aantal systeemvarianten die tijdens een tweede bijeenkomst aan de begeleidingscommissie ter discussie zijn voorgelegd. Besloten is om de volgende maatregelen in de systeemproef op te nemen:
• Verdubbeling van de aanvoer van effectieve organische stof door aanvoer van compost en het inwerken van stro
• Onderhoudsjaar: vervangen zomergerst door Tagetes patula (vanggewas voor wortellesieaaltjes) en najaarsteelt Japanse haver (groenbemester). De variant draagt bij aan de beheersing van aaltjes en bodemschimmels, zorgt voor extra aanvoer van organische stof, heeft een positief effect op de structuur en voorziet in de mogelijkheid om voorafgaande aan de teelt (wortel)onkruiden te bestrijden.
• Niet-kerende grondbewerking om de bodemkwaliteit in algemene zin te verbeteren: o.a. betere waterhuishouding, minder erosieproblemen, minder afspoeling en uitspoeling, betere draagkracht, minder verstuiving.
• Verbeteren van de chemische bodemvruchtbaarheid: Met name aandacht voor andere zaken dan stikstof en fosfaat, o.a. Ca-Mg-K verhoudingen en beschikbaarheid van sporenelementen. Deze variant zal in de loop van het jaar verder worden uitgewerkt. Om tot een goede invulling te komen zal een literatuurstudie worden uitgevoerd en wordt er een deskundigenbijeenkomst georganiseerd.
• Naast de afzonderlijke maatregelen zal er ook een variant worden aangelegd waarin maatregelen worden gecombineerd om tot een maximaal verwacht effect te komen in het verbeteren van de bodemkwaliteit.
• In de proefopzet is er nog ruimte om een extra variant(variant 6) aan te leggen. Deze zal in overleg met de sector (begeleidingscommissie) verder worden ingevuld
De opzet van de systeemproef is in overleg met een statisticus opgesteld. De proef heeft voldoende statistische kracht om betrouwbare statistisch onderbouwde uitspaken te kunnen doen over de effecten van de verschillende maatregelen.

Bron: beter bodembeheer

Back to top