NIEUW ELAN VOOR HET DELTAPLAN AGRARISCH WATERBEHEER

Nieuw Elan voor het  Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW)
Hoe staat het er nu werkelijk voor met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) dat onderzocht Bas Breman van Wageningen Environmental Research(WER) in opdracht van het ministerie ven EZ. Hij schreef hierover het rapport Succes en faalfactoren Agrarisch Waterbeheer. Bij het onderzoek zijn ook oplossingsmogelijkheden beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat het DAW inderdaad (nog) onvoldoende uit de verf komt. Tegelijkertijd blijkt dat er wel degelijk een aantal mooie voorbeelden te zijn van projecten en maatregelen waar agrarisch waterbeheer werkt. Het grootste probleem is dat deze voorbeelden vaak relatief kortlopend en kleinschalig van aard zijn en nog niet echt leiden tot een grootschalige en structurele implementatie van agrarisch waterbeheer.
De knelpunten
De diverse partijen denken verschillend over de definitie van DAW. Bij de een gaat het om de waterkwaliteit en de ander om de waterkwantiteit, daardoor is de definitie. Met de betrokkenheid van twee ministeries, 12 provincies, 23 waterschappen en nog vele andere (gebieds)partijen is het dan niet gek dat de verwachtingen over de resultaten verschillen en sommige partijen daarin ook teleurgesteld raken.
Financiering
Bij de start van het DAW zijn de Europese middelen uit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma aangewezen als belangrijkste stimuleringsmiddel voor de uitvoering van het DAW. Met het huidige POP3 staan de provincies primair aan de lat voor de verdeling van deze middelen. Zij hebben daarbij een behoorlijke mate van vrijheid. Hoewel het POP3 officieel al in 2014 is ingegaan, zijn de eerste provinciale regelingen pas eind 2015 opengesteld. Bij een aantal provincies zal dit zelfs pas eind 2016 zo zijn. De eerste ingediende aanvragen wachten nog op een (positief) besluit. Ook worden er thematisch, geografisch en chronologisch verschillende keuzes gemaakt bij de provincies.
Landelijke sectorale of thematische projecten zijn bijna onmogelijk gefinancierd te krijgen met het huidige POP3 systeem. De onduidelijkheid over de invulling van het POP3 is ook één van de redenen dat waterschappen zelf hun eigen middelen (cofinanciering) nog maar mondjesmaat hebben ingezet voor het DAW of deze (co)financiering uitsluitend in willen zetten voor investeringen ten aanzien van het KRW waar zij als eerste verantwoordelijk voor zijn en die (toch) al gepland stonden.
Vertrouwen
Bij DAW gaat het om een intensieve samenwerking tussen de agrarische wereld en de waterwereld met als uiteindelijk doel de gezamenlijk wateropgaven in Nederland het hoofd te bieden en de agrarische sector vitaal te houden. Uit het onderzoek blijkt dat deze samenwerking vooral afhankelijk is van vertrouwen en persoonlijke contacten. Het gaat dan ook niet uitsluitend om technische innovaties, maar vooral ook om een procesaanpak waarbij men weer leert samenwerken. Typerend hiervoor is dat de uitkomsten niet op voorhand vaststaan.
Pilot paradox
Europa richt zich met de financiering vooral op technische maatregelen met strikte kaders voor wat er wel en niet kan worden gefinancierd. POP3 legt veel nadruk op innovatie in de agrarische sector. De Europese Commissie wil vanuit de EU2020 doelstellingen meer verbinding tussen middelgrote en kleine bedrijven en de toepassing van innovaties. De provincies hebben dit deels overgenomen door te selecteren op het innovatieve karakter van projecten. Hierdoor krijgen pilot projecten vaak de voorkeur. Maar omdat de omstandigheden en randvoorwaarden in een pilot vaak afwijken van de praktijk is het lastig om daarna op te schalen. Voor een effectieve aanpak van DAW is opschaling en uitrol van innovaties (zowel technisch als bedrijfsmatig als sociaal economisch) noodzakelijk. Ook hier verschillen de provincies in hun aanpak.
Oplossingen
Financiering
Waterschappen hebben ook buiten POP de mogelijkheid middelen in te zetten om samen met de agrarische sector aan de wateropgaven te werken. Ideeën hiervoor leven al bij meerdere waterschappen en provincies maar het zou mooi zijn als hier meer afstemming over zou komen. Voor investeringen en innovaties die voor het hele land ingezet kunnen worden, zou een nationale regeling gemaakt kunnen worden waarna de provincies en waterschappen de openstellingen verzorgen. Een soortgelijke aanpak is gehanteerd bij de jonge agrariërs regeling. Voorwaarde is dan wel dat er wordt (h)erkend dat het gaat om meervoudige doelstellingen en een gedeelde opgave.
Een POP3 aanvraag moet eenvoudig ingediend kunnen worden. In principe ligt daarvoor ook een goede basis. De provincies hebben al bij de uitwerking van POP veel tijd en energie gestopt in één eenduidige modelverordening. Daarnaast moet gekozen worden voor een onderling afgestemde kalender met daarin gelijktijdige openstellingen van gelijke maatregelen in de juiste volgorde. Dat kan de uitvoering en financiering van DAW enorm helpen.
Gesprek
Uiteindelijk gaat het er vooral om dat er over en weer begrip bestaat voor elkaars standpunten en werkwijze. Het is van belang dat Nederland daarover het gesprek aan gaat met Brussel, zodat het DAW niet alleen van Nederland is, maar ook de EU zich probleemeigenaar voelt. Met dit gesprek kan men samen anticiperen op het volgende POP programma 2020 – 2026. Het GLB zal stapsgewijs verder verbreed worden richting water, bodem en klimaatdoelstellingen. Dit biedt ook kansen om het agrarisch waterbeheer te verstevigen. Zowel via POP als via Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANlb) en de 1e pijler. Ook hiervoor is het zaak tijdig het gesprek aan te gaan met Brussel.
Kijk voor het gehele rapport op: http://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/378968

Back to top