In de Arbeidstijdenwet (artikel 4:3) is geregeld dat de werkgever een deugdelijke registratie moet bijhouden van de arbeids- en rusttijden van de werknemers. De werkgever is daarom verplicht om de gewerkte uren bij te houden per individuele werknemer. De feitelijke begin- en eindtijden en het totaal aan pauze moeten worden geregistreerd. Het arbeidspatroon van de werknemers moet dus schriftelijk worden vastgelegd, en iedere werknemer moet het kunnen inzien. De arbeids- en rusttijden kunnen bijvoorbeeld worden geregistreerd in een werkrooster, (over)werkbriefjes, prikklokkaarten etc. Er zijn geen eisen gesteld aan de vormgeving, maar uit de registratie moet de Inspectie SZW wel kunnen zien of de Arbeidstijdenwet is nageleefd. De registratie moet minimaal 52 weken worden bewaard, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben (artikel 3.2:1 Arbeidstijdenbesluit). Meer informatie over de controle van Inspectie SZW vindt u hier.
Wat is er bepaald in de Arbeidstijdenwet?
In de Arbeidstijdenwet is onder andere het volgende bepaald rondom werktijden, rusttijden en pauzes:
Maximaal aantal uren werktijd
|
Rust na werktijd
|
Pauze
|
Let ook op de speciale regels in de Arbeidstijdenwet voor jongeren tot 18 jaar (zie ook de regels voor jongeren van 15 jaar, jongeren van 16 en 17 jaar) en zwangere vrouwen.
Tot slot, een registratie is ook belangrijk voor het bepalen van eventuele toeslaguren bij bijvoorbeeld overwerk. In de agrarische cao’s zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de arbeidsduur en toeslagen.
Download ook de brochure van het ministerie SZW de Arbeidstijdenwet.