mais hakselen

‘Stikstofbodemoverschot is verlies uit je portemonnee én uit de bodem’

Waarom moeten melkveehouders nú nadenken over hun bemestingsplan voor mais? DAW Kennismatcher Henk Jolink en WUR-onderzoeker Gerjan Hilhorst van Agro-innovatiecentrum De Marke gaan hier in een gesprek van melkveehouder tot melkveehouder op in.  ‘Wie meer risicogewassen kiest, moet ook kritisch naar zijn eigen teelt kijken.’

Henk: Gerjan, veel melkveehouders zijn nu druk in de stal of met onderhoud bezig. Waarom moeten ze nu al nadenken over hun bemestingsplan voor mais?

Gerjan: ‘Omdat wat je dit voorjaar doet, bepaalt hoeveel stikstof er straks uitspoelt én hoeveel voer je uiteindelijk oogst. We zien in de praktijk dat mais vaak ‘vol bemest’ wordt, terwijl niet wordt nagedacht over de verwachte opbrengst. Dan geef je aan de voorkant te veel mest en houd je achteraf een hoog stikstofbodemoverschot. En dat is verlies: uit je portemonnee én uit de bodem.’

‘Mais na grasland is altijd risicovol’

Henk: Dit jaar verwachten we meer hoge N-min-uitslagen. Waar komt dat door?

Gerjan: ‘We prikken op De Marke al drie jaar alle percelen en binnen Koeien & Kansen dit jaar zelfs 300 percelen. De uitkomsten moeten nog grondig geanalyseerd worden. Wat we nu al wel zien is dat N-min waarden dit jaar op klei hoger zijn dan op zand. Weersomstandigheden zijn van grote invloed.  Dit jaar zagen we dat door de droogte en relatieve warme zomer veel mineralisatie ontstaat en dit moet wel precies aansluiten bij wanneer het gewas de stikstof opneemt.’

Henk: Melkveehouders zeggen vaak ‘de akkerbouwer veroorzaakt de nitraatproblemen`. Kijk maar naar de bedrijven die meedoen met derogatie, die scoren gemiddeld goed op waterkwaliteit. Klopt dat beeld?

Gerjan: ‘Nee, niet helemaal.  Want 40% van de derogatiebedrijven voldoet niet aan eisen van nitraatuitspoeling. Zeker nu derogatie vervalt en melkveehouders mogelijk meer mais gaan telen, stijgt hun risico mee. Wie meer risicogewassen kiest, moet ook kritisch naar zijn eigen teelt kijken. Mais na grasland is bijvoorbeeld altijd risicovol. Je moet stikstof uit die zode juist in je kringloop houden – dáár maak je voer en melk van.’

maiskolf

Drie praktische tips voor melkveehouders

  • Maak nu je perceelkeuze voor mais, blijvend grasland en rotatie mais en tijdelijk grasland.

  • Stem je bemesting af op de realistische opbrengstverwachting. Overschatting kost geld én stikstof.

  • Scheur tijdig. Vernietig de zode vroeg in het voorjaar zodat de stikstofpiek in juni–juli valt, precies wanneer de mais het nodig heeft.

Bouwplan slimmer indelen

Henk: Hoe zou een melkveehouder zijn bouwplan slimmer kunnen indelen?

Gerjan: ‘Begin met kiezen waar je mais echt wilt hebben. Wat je nu veel ziet, is zwerfmais. Boeren bekijken in het voorjaar vaak waar de slechtst zode is en besluiten dan om het grasland te scheuren voor mais. Alleen, op sommige percelen staat al drie generaties gras, en dat heeft opa niet voor niks bedacht. Op die plekken zit vaak veel stikstof vast. In het eerste jaar komt er uit die oude zode veel stikstof vrij. Scheur je te laat, dan valt de piek van mineralisatie ná de behoefte van de mais, en spoelt stikstof dus uit. Plan vooruit: houd delen van je bedrijf vast als blijvend grasland. Kies waar je wilt beweiden en de percelen waar mais past. Als je 3- of 4-jarig grasland scheurt, kan de mais de stikstof nog opnemen. Als de graslandfase langer is, lukt dat niet meer en krijg je verliezen.’

Gras is je eiwitmotor

Henk: Wat levert beter bemesten concreet op?

Gerjan: ‘Euro’s. Minder mest op mais betekent meer ruimte voor gras. En gras is je eiwitmotor. Als je bij mais te veel geeft, moet je bij gras inleveren — dat compenseer je dan met soja of, als er nog ruimte is, met kunstmest. Bovendien: stikstof die uitspoelt, komt nooit meer terug in je rantsoen.’

Henk: Kun je één voorbeeld geven uit De Marke?

Gerjan: ‘Ja. Bij eerstejaars mais geven we géén dierlijke mest. Daardoor ligt fosfaatgift automatisch lager. Met een beetje kunstmest geef je een startgift en voorkom je paarse mais. Wat je vooral niet moet vergeten is om Kali bij te strooien. In het tweede jaar geven we 20 kuub, in het derde 30 kuub. Dat is alles. We halen rond 16 ton droge stof (gewogen) per hectare. Geen topopbrengst, wel een heel strak stikstofsaldo wat noodzakelijk is op onze uitspoelinggevoelige grond. Op De Marke, waar we op zandgrond in een waterwingebied boeren, is vocht de beperkende factor.’

Goed mineralenbeheer begint met goed plan

Henk: Tot slot: waarom is nú beginnen zo belangrijk?

Gerjan: ‘Omdat veel boeren pas in maart bedenken waar ze mais zetten. Maar als je nu al inzicht hebt — in N-min, in je KringloopWijzer en in je bouwplan — kun je sturen. Goed mineralenbeheer begint bij een goed plan. Houd euro`s in de knip en stikstof op het land.’

Gerelateerde demobedrijven