Bodemvruchtbaarheid verbeteren? Kijk dan naar het verbeteren van drijfmest zegt adviseur Peter Vanhoof. Maar hoe bepaal je de kwaliteit van je drijfmest en hoe neem je stappen om die te verbeteren? Peter is dagelijks bezig met die vragen en voerde metingen uit naar de kwaliteit van de mest voor vijftig deelnemers die via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer een mestmonster aanvroegen. De veehouders uit Groningen, Drenthe en Friesland kregen vervolgens van adviseurs van DAW-bodemteams gericht advies om hun mest te verbeteren. In dit artikel deelt Peter tips over het verbeteren van drijfmestkwaliteit.
Gepubliceerd op vrijdag 26 juli 2024
Drijfmestkwaliteit verbeteren begint met inzicht door meting en advies
Allereerst: wie goede mest heeft, heeft nauwelijks emissie en zorgt met minder stikstof voor een goede plantengroei. Dat zegt adviseur Kringlooplandbouw Peter Vanhoof. Hoe je weet of mest goed is? Peter voert daarvoor uitgebreide analyses uit van goed gemixte drijfmest uit de put. Hij deed dit ook voor vijftig veehouders die via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) mestmonsters aangevraagd hadden. Bij de uitslag van de analyses kregen de deelnemers van adviseurs uit het DAW-bodemteam individueel advies over het verbeteren van de mestkwaliteit.
‘Goede mest geeft weinig stank’
Wat is goede mest? ‘Voor de meeste mensen is het een beetje abstract’, geeft Vanhoof toe. ‘Goede drijfmest fermenteert. Het geeft weinig stank en de emissie van ammoniak en waterstofsulfide (H2S) is laag. De processen die in de mest plaatsvinden, bepalen de waarde van de mest voor de bodem en dus voor de groei van het gewas.’ Om de mestkwaliteit vast te stellen, voert Vanhoof diverse metingen uit. Eén daarvan is de meting van de vervluchtiging van mestgassen. Dat is een verschil met de KringloopWijzer, waarbij de ammoniakvervluchtiging wordt berekend aan de hand van modellen.
‘Pittige mest’
Peter meet de mogelijke emissie aan de mest door een monster van 400 gram een half uur in een dichte ruimte met een in- en uitlaat te zetten. Schone lucht gaat door de inlaat over de mest en wordt aan de andere kant afgezogen. In die uitgaande lucht meet een apparaat de concentratie aan mestgassen ammoniak (NH3) en waterstofsulfide (H2S).
Het gemiddelde ammoniakgehalte van de gemixte mest op de vijftig melkveebedrijven was iets meer dan 40 ppm (parts per million); de laagste lag op 26, de hoogste op 77. ‘Het streven is een gehalte onder de 30 ppm. Maar 40 is nog goed’, zegt Vanhoof. ‘Komt het gehalte boven de 60 ppm, dan wordt het al pittige mest. En boven de 80 ppm is de mest duidelijk van mindere kwaliteit, zeker als tegelijkertijd veel emissie van waterstofsulfide wordt gemeten.’
pH maat voor rotting
Hoe groot die emissie werkelijk is, hangt af van diverse factoren. De zuurgraad van de mest bepaalt veel. Bij een licht zure mest, met een pH van 6, is er bijna geen ammoniakvervluchtiging. Bij een pH van 7 vervluchtigt 0,05 procent van de stikstof die in ammoniak zit. Bij een pH van 8 stijgt de vervluchtiging al naar 33 procent, bij pH 9,3 naar 50 procent. Goede mest heeft een pH van 6,8 tot 7,1. Bij die zuurgraad gaat de mest fermenteren onder invloed van verzurende bacteriën. Bij hogere pH-waarden neemt het aantal ongunstige bacteriën in de mest snel toe en gaat de mest rotten. Bij rotting ontstaat onder meer waterstofsulfide, een schadelijk en giftig gas. Bij dit rottingsproces ontstaan ook allerlei stoffen die giftig zijn voor bodemleven en planten, zodat gras en mais van deze mest minder goed groeien.
De pH van de mest is afhankelijk van wat precies in de mest terecht komt. Dat wordt bepaald door onder andere het rantsoen en het strooisel in de ligboxen. ‘Op een natuurlijke wijze ontstaan dan processen, aangestuurd door bacteriën. De gunstige bacteriën zorgen voor een lichtzure mest die fermenteert. Dat is goed voor de bodem en de plantengroei. Ongunstige bacteriën laten de mest rotten, waardoor de pH stijgt en stoffen ontstaan die de plantengroei remmen. De ammoniakvervluchtiging neemt dan snel toe.’
Aanzuren van de mest is geen oplossing om de vervluchtiging te verminderen, zegt Vanhoof. ‘Zelfs niet als je dat doet met puur zwavelzuur. Door de mest aan te zuren verlaag je de pH maar tijdelijk, blijkt uit proeven. In minder goede mest, dus waarin de verkeerde processen plaatsvinden, gaat de pH daarna gewoon weer omhoog en de vervluchtiging neemt weer toe. De te hoge pH is het gevolg van verkeerde processen die plaatsvinden.’
Zoute mest is net als zout water
Een ander kengetal voor de kwaliteit van de mest is de EC. Dat is een maat voor de hoeveelheid opgeloste zouten en mineralen in de mest. In de akker- en tuinbouw is het een veelgebruikte waarde. Te veel zouten in het water geven schade aan plantenwortels. Bij mest is dat volgens Vanhoof niet anders. ‘Als minerale zouten zoals ammonium, kali, natrium en chloor gebonden zitten aan de organische stof, is de EC laag. Zitten de zouten in oplossing, dan is de EC hoog. De mest werkt dan eerder als kunstmest. Dat is minder gunstig voor het bodemleven en de planten. De ‘zoute’ mest trekt vocht uit de plantenwortels en bodembacteriën. Daardoor krijg je slechte groei. Water toevoegen aan de mest verlaagt de EC en dat is gunstig voor het bodemleven en de plantengroei.’
Water toevoegen aan drijfmest kan de ammoniakvervluchtiging bij het uitrijden van mest verlagen. De ammoniakemissie treedt op zolang de mest op de bodem ligt. Hoe dunner de mest, hoe gemakkelijker hij in de bodem zakt.