Vanwege de verplichting om op zand- en lössgrond eens in de vier jaar een rustgewas te telen zullen veel melkveehouders mais en gras gaan roteren op een perceel: drie jaar mais, maximaal vier jaar grasland en daarna grasland scheuren om weer mais te verbouwen. Is het mogelijk mais te verbouwen op scheurgrond zonder stikstof of drijfmest? En met welke grondbewerking pakt dit het beste uit? Groeikracht probeerde het uit op een perceel in Mariënvelde (Achterhoek), met hulp van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. In dit artikel delen we voorlopige resultaten.
Gepubliceerd op woensdag 4 september 2024
Velddemo: grondbewerking maakt het verschil bij mais verbouwen op scheurland
Op zand- en lössgrond moet in de jaren 2023 tot en met 2026 in ieder geval één jaar een rustgewas worden geteeld volgens nieuwe wettelijke richtlijnen. Langdurig mais verbouwen op één perceel is dan geen optie meer en dus moeten melkveehouders roteren met hun gewassen. Onderzoeker bij Groeikracht, Gijs van Schriek: ‘In de praktijk zien we vaak dat een melkveehouder niet op elk perceel mais kan verbouwen door perceeleigenschappen of vanwege weidegang. Dit betekent dat er op minder hectares kan worden geroteerd. Op de percelen waar dit wel kan wordt vaker geroteerd met tijdelijk grasland.’
Eén 0-strook, drie grondbewerkingen
Kan mais verbouwen op gescheurd grasland zonder stikstof en drijfmest, ook op grasland van maximaal 4 jaar? En welke bewerking is dan het beste om de vrijgekomen stikstof optimaal te benutten?’ Voor de proef is een locatie uitgekozen met tijdelijk grasland van 4 jaar oud. Er zijn verschillende plots aangelegd om te kijken wat het effect van bemesting, grondbewerking en vernietiging van de zode is. Hoe groeit de mais op de verschillende plots? En wat is het effect op de mineralisatie van de zode?
Het veld is verdeeld in drie stroken met allemaal een eigen grondbewerking. Vooraf is het hele perceel gefreesd.
- Ecoploeg met mulcher komt tot 15 centimeter diepte
- Ploegen tot 25 centimeter diepte
- Spitten tot 25 centimeter diepte
Deze bewerkte stroken zijn weer verdeeld in plots met variaties in wel of geen glyfosaat en 40 kg stikstof uit kunstmest in de rij bij zaaien, 40 kg stikstof uit kunstmest in de rij bij zaaien en 20 kuub drijfmest.
Gijs van Schriek: ‘Wat wij willen weten is bij welke bewerking de stikstof uit het gescheurde grasland het beste beschikbaar komt voor de mais . Mais heeft aan het begin van de groei 20 procent van de totale stikstof nodig en gebruikt tussen juni en eind augustus de meeste stikstof voor de groei. Kunnen we met een bepaalde grondbewerking zorgen dat die stikstof precies in die periode beschikbaar komt voor de plant? Dan benut je de mineralen optimaal en heb je de hoogste efficiëntie (en minder afspoeling).’
Grondbewerking maakt zeker verschil
Gijs: ‘Spitten werkte dit jaar op dit perceel het best laat de mais ons nu (= eind juli 2024, red.) zien. Zowel op het oog als uit de blad- en grondmonsters blijkt dat de maisplant op de strook waar is gespit, de stikstof het best heeft opgenomen. De kleine hoeveelheid stikstof die is toegediend zorgt dat de mineralisatie uit het scheurland het bodemleven activeert.’ De strook waar glyfosaat is gebruikt om de zode te vernietigen is, doet het beter dan de strook waar de zode mechanisch is vernietigd.
De stroken met ecoploeg en ploegen laten nog vooral veel stikstof in de grond zien. Gijs: ‘De mais op de gespitte plots was beter en de planten waren hoger, de plant heeft de stikstof dus al opgenomen. Dit was nog niet het geval bij de plots bewerkt met de ecoploeg en ploeg. Hier was de mais korter en nog niet van de stikstof gegroeid. Gijs: ‘We zitten al ver in het groeiseizoen. De mais die er nu goed bij staat, heeft de meeste mineralen opgenomen en is kwalitatief het beste, blijkt uit de bladmonsters.’ Pas bij de oogst zal blijken of dit nog steeds zo is en of deze mais de hoogste opbrengst/kwaliteit heeft.
Het is een uitzonderlijk jaar, weet ook Gijs. De nattigheid zorgde ervoor dat mechanisch de zode vernietigen lang uitgesteld werd. ‘In een droger voorjaar hadden we eerder mechanisch kunnen vernietigen en was het mineralisatieproces op de stroken zonder glyfosaat wellicht eerder op gang gekomen. Ik herhaal deze proef graag.’
Conclusie
Deze proef laat tot nu toe zien dat hoe eerder je iets vernietigd, hoe beter dat is voor de maisplant. De oude zode krijgt dan tijd voor het omzetten, verteren en mineraliseren. Hier profiteert de mais van. Daarnaast is een startgift kunstmest in de rij wel nodig. Het belang van het toedienen van drijfmest is in deze proef nog niet helder, vindt Gijs. ‘Je houdt wel je kali beter op peil blijkt uit de monsters, wat voor een betere zetmeelopbrengst in de mais zorgt. Ik verwacht daar na de oogst meer over te vertellen.’