Het pilotproject Goede bodem als basis test een scala aan bodem- en watermaatregelen op een praktische manier op effectiviteit en uitvoerbaarheid, zodat ze in de toekomst breder toegepast kunnen worden. De praktijkproeven lopen in de stroomgebieden van de Hunze en in het Drentse deel van de Veenkoloniën.
In beide stroomgebieden wordt samengewerkt met een beperkt aantal akkerbouwers. Om de slagingskans van de pilot te vergroten, is het belangrijk dat de boeren elkaar goed kennen. Daarnaast moeten ze bekend zijn met de bodem en water gerelateerde knelpunten en beperkingen die vaak specifiek zijn voor de omgeving.
Met deze pilot willen de samenwerkingspartners een realistisch beeld krijgen over de uitvoerbaarheid én de kosten van verschillende maatregelen. Ook komen praktische bezwaren en belemmeringen naar voren.
Evenals de vraag of de maatregelen wel of niet tot gewenste effecten leiden. Om een voorbeeld te noemen: er wordt gemeten in hoeverre een greppel in de akkerrand langs de sloot een bijdrage levert in vermindering van het risico op snelle afspoeling. Het gaat in alle gevallen om maatregelen die een positief effect kunnen hebben op de waterhuishouding op bedrijfs- en gebiedsniveau én vermindering van perceelafspoeling.
Van plan naar praktische ingrepen in het veld
De eerste actie binnen het project is om samen met de deelnemers een BedrijfsBodemWaterplan (BBWP) op te stellen. Het invullen van het BBWP (NMI) is begin 2024 door de ondernemers gedaan, samen met begeleiders van Agrarische Natuur Drenthe, die kennis hebben van het BBWP en van het gebied. Het BBWP vormt de theoretische basis voor de praktische ingrepen in het veld. Deelnemende akkerbouwers kunnen op basis van hun BBWP bekijken welke maatregelen ze willen nemen. Daarnaast gaan deelnemers aan de slag met enkele proeven. Die worden in 2024/2025 uitgevoerd en gemonitord. Met demo’s en veldbijeenkomsten worden de deelnemers en andere geïnteresseerden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. De eindrapportage volgt in 2026.
De keuzes in bodem- en watermaatregelen zijn inmiddels genomen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan landbouwmaatregelen die gericht zijn op een verhoogde aanvoer van organische stof ter verbetering van fysische en biologische bodemeigenschappen. Dit draagt weer bij aan een betere waterhuishouding en een vermindering van af- en uitspoeling van fosfaat en stikstof naar het oppervlaktewater.
Voorbeelden uit de maatregelenlijst
Bodembeheer
Verhoogde aanvoer van organisch materiaal: berm- of natuurmaaisel, compost, bokashi, het onderwerken van gewasresten, toepassen van diep wortelende groenbemesters. Door extra toevoer van organische stof kan de watercapaciteit van de bodem (infiltratie bij hevige neerslag en bufferende werking bij droogte) worden vergroot.
Peilbeheer
Peilbeheer, gericht op het handhaven van een hoger waterpeil, kan versnelde uitdroging van de grond voorkomen en geeft naast de voordelen van een betere gewasgroei en nutriëntenopname ook een geringere kans op afspoeling bij zware regenval.
Duurzaam slootbeheer
Met duurzaam slootbeheer kan de waterbufferende werking van een sloot worden vergroot en kan vanwege de extra begroeiing met waterplanten ook de helofytische werking worden verbeterd, waardoor de waterkwaliteit toeneemt.
Beheer van bloeiende akkerranden
Akkerranden hebben een belangrijke functie in het voorkomen van afspoeling en drift van middelen en meststoffen. Daarnaast fungeren ze onder gunstige omstandigheden als plek met een hoge biodiversiteit, dat waardevol kan zijn voor nuttige organismen die een rol spelen bij plaagbeheer (Functionele Agro Biodiversiteit. FAB). Het gaat hierbij om effectief onkruidbeheer, met behoud van de FAB-functie, met andere woorden: hoe hou je de akkerrand zoveel mogelijk onkruidvrij zonder grote ingrepen en tegelijk zo interessant mogelijk voor natuurlijke plaagbestrijders.
Infiltratiegreppels
Met infiltratiegreppels kan in tijden van langdurige of zware regenval (een deel van) het afstromende water worden opgevangen om op die plek uit te zakken in de bodem. Daarmee wordt voorkomen dat eventueel verontreinigd water rechtstreeks de sloot inloopt. Het gaat in wezen om de vraag hoe een boer bij zware regenval gewasschade kan voorkomen zonder daarvoor een rechtstreekse greppel naar sloot te hoeven graven.
Achtergrond
Aantal deelnemers: 10
Initiatiefnemers: waterschap Hunze en Aa’s, AND
Betrokken partners: CLM, ANOG, CMG