Bouwplan met 60% blijvend grasland, 20% grasklaver en 20% mais

Blijvend grasland is het allerbeste voor het bodemleven, een betere structuur, een betere waterhuishouding, koolstofvastlegging en biodiversiteit. Maar door de verplichte roulatie van akkerbouwgewassen (ook mais) moet een deel van het grasland tijdelijk zijn om de verplichte roulatie mogelijk te maken. Welke verhouding tijdelijk grasland, blijvend grasland en bouwland is dan het beste? Er wordt hierbij uitgegaan van de derogatievoorwaarde waarbij er sowieso 80% grasland in het bouwplan moet zitten.

In het GLB moeten akkerbouwgewassen minimaal eens in de vier jaar worden afgewisseld met een rustgewas. Dit wordt later verkort naar eens in de drie jaar. De logische keuze voor een melkveebedrijf is om gras in te zetten als rustgewas. Door de verplichting van een rustgewas is continuteelt van mais niet meer mogelijk. Dit vraagt om een nieuwe kijk en een goede beoordeling van de juiste roulatie op het bedrijf. Want wat is dan de juiste verhouding van blijvend, tijdelijk en maisland? Uit onderzoek blijkt dat een bouwplan van 60% blijvend grasland, 20% grasklaver en 20% mais de beste verhouding is om economisch en ecologisch voordeel te halen.

“Door een hoog aandeel blijvend grasland met een lage frequentie van graslandvernieuwing en vruchtwisseling van mais met grasklaver wordt bij dit bouwplan een optimaal organische stofgehalte voor het bedrijf als geheel bereikt.“

Toename organische stof met bouwplan

Het 60:20:20 bouwplan bevat 60% blijvend grasland, 20% grasklaver en 20% mais (of ander akkerbouwgewas). 60% blijvend grasland is uiteraard blijvend. De andere 40% wordt in wisselteelt van drie jaar met elkaar geruild. De klavers in het gras zorgen voor een versnelde ontwikkeling van bodemleven en ondergrondse biodiversiteit. Hierdoor zal de organische stof ook sneller toenemen dan bij gewoon tijdelijk grasland. Selecteer de percelen met het hoogste stikstofleverend vermogen voor blijvend grasland en begin op percelen met het laagste stikstofleverend vermogen met grasklaver. In het laatste jaar van de mais (of ander akkerbouwgewas) is het goed om te kiezen voor een vroeg ras om grasklaver beter te laten slagen. Het beste is om de grasklaver voor eind september te zaaien. Grasklaver kan gezaaid worden in de verhouding 30 kilogram BG3 of BG4 met 5 kilogram rode klaver en 3 kilogram witte klaver per hectare.

Voordelen van 60:20:20

De verhouding van 60:20:20 in het bouwplan zorgt voor het optimale gebruik van het land. Daarbij ontstaat er balans tussen de opbouw en afbraak van bodemleven, bodemstructuur, organische stof, uitspoelingen en de waterregulerende werking.

Besparen graszaad met blijvend grasland

Er worden kosten bespaard op het aandeel van 60% blijvend grasland. Het inzaaien van grasklaver kost meer dan gewoon tijdelijk grasland, maar de meerwaarde in bodemleven en organische stof opbouw betaalt zich in de volgteelt uit. Er is hier uitgegaan van een situatie waarin het bedrijf de verdeling 80% gras en 20% bouwland hanteert.

Tip: Het bouwplan 60:20:20 is gebaseerd op de oude derogatievoorwaarden. De overheid zal waarschijnlijk komen met graslandstimulerende maatregelen maar het is nog onduidelijk hoe dat zich na het verlies van derogatie gaat ontwikkelen. Het is duidelijk dat (blijvend) grasland de grootste bijdrage heeft op ecologische systeemdiensten, maar op basis van de een-jaarlijkse economie zijn andere gewassen een meer economische keuze.

Meer informatie over het 60:20:20 bouwplan

Klik hieronder om de factsheet te openen

Back to top