Grondig boeren voor water: uitruil tussen akkerbouwer en melkveehouder

Van oudsher ruilen melkveehouders en akkerbouwers in Drenthe geregeld grond uit: het grasland van de veeboer wordt door de akkerbouwer gescheurd en ingezet voor de aardappelteelt. Albert Jan Bos, begeleider bij het grondwaterbeschermingsproject Grondig boeren voor water speelt in op de Drentse manier van werken en ziet kansen om de stikstof beter te benutten en uitspoeling te voorkomen. 

De deelnemers aan het Drentse grondwaterbeschermingsproject Grondig boeren voor water focussen zich vooral op het verlagen van het stikstofbodemoverschot, vertelt Albert Jan Bos. Hij is een van de drie begeleiders van DLV Advies voor de melkveehouders in de vier kwetsbare waterwingebieden in Drenthe -  Havelterberg, Leggeloo, Gasselte en Valtherbos. Bos: “Het stikstofbodemoverschot heeft een belangrijke relatie met nitraatuitspoeling: minder stikstofoverschot is minder kans op uitspoeling naar het oppervlakte- en grondwater.” De deelnemende veehouders voeren al verschillende maatregelen uit zoals minder bemesting op snijmais, letten op tijdstip van mestaanwending op gras en een goede groenbemester inzaaien.

Wisselschema maken

Maatregelen die passen bij de bedrijfsvoering van de boer, werken logischerwijs het beste, ziet Albert Jan Bos. “Daarom wil ik aansluiten op de typisch Drentse situatie van grondruil tussen veehouders en akkerbouwers. Hoe kunnen we dat gebruiken om de nitraatuitspoeling verder te verminderen?” 

Dat begint volgens Bos bij het kiezen van de juiste percelen voor grondruil. “Dat klinkt simpeler dan het is, maar het is belangrijk om te bepalen welke percelen geschikt zijn voor wisselbouw en welke voor blijvend grasland. Is een perceel bijvoorbeeld droogtegevoelig? Dan kun je die beter inzetten voor wisselbouw. Je vochthoudende percelen behoud je voor blijvend grasland.”

Volgens Bos is het voor de veehouder belangrijk geen percelen te scheuren die ouder zijn dan 4-5 jaar. Hoe ouder het grasperceel, hoe meer stikstof er bij het scheuren vrijkomt. Deze tijdelijke graspercelen lenen zich perfect voor een gras/klaver kruidenmengsel wat dieper wortelt en daardoor minder droogtegevoelig is. Zowel de vee- als de akkerbouwer moeten het eens zijn met de keuze voor de percelen. Bos: “Wij begeleiden dus bij het maken van een bouwplan met wisselbouw die aansluit bij de wensen van de veehouder en de akkerbouwer. Ook is dan duidelijk voor iedereen wanneer welk perceel aan de beurt is voor wisselbouw.” Deze andere manier van denken – niet meer het slechtste, maar het meest droogtegevoelige perceel ruilen – vergt tijd, ziet Bos. “Je verandert je grondgebruik structureel, maakt daar afspraken over met een collega-boer. Dat kost veel overleg en heeft vertrouwen nodig.”

Vrijkomende stikstof benutten

Bij het omzetten van de graszode komt tijdens de vertering veel stikstof vrij. Waardevolle nutriënten waar de aardappelen goed van kunnen groeien. “We leren de akkerbouwers dat de aardappelen op gescheurd grasland niet veel bemesting meer nodig hebben, mits hij de vrijkomende stikstof uit de graszode juist benut.” Dat vergt enige planning van de akkerbouwer. De zode moet op tijd kapot gemaakt worden, dus niet net voordat de aardappelen gepoot worden. Bos adviseert een graszode liefst voor half maart te ploegen om het grasland tijd te geven voor de vertering. “Als je dan halverwege april de aardappelplanten poot, benutten zij de stikstof en voorkom je uitspoeling.”

Meer informatie

Neem voor meer informatie contact op met projectleider Grondig boeren voor water contact op met Cors van den Brink.

 

Back to top